Vaksite Nederlands
  • Home
  • Literatuur
    • Literatuurgeschiedenis >
      • Middeleeuwen
      • Renaissance
      • Verlichting
    • Literatuur of lectuur
    • Fictie en non-fictie
    • Mening geven: beoordelingswoorden
    • Verhaalanalyse >
      • Genres
      • Hoofdpersonen en bijfiguren
      • Vertelperspectief
      • Tijd
      • Ruimte
      • Verhaalopbouw
      • Thema en motieven
      • Spanning
      • Stijl >
        • Stijlfiguren
        • Beeldspraak
    • Boek en film
  • Grammatica
    • Redekundig ontleden >
      • De persoonsvorm
      • Zinsdelen
      • Het onderwerp
      • Het werkwoordelijk gezegde
      • Het naamwoordelijk gezegde
      • Het lijdend voorwerp
      • Het meewerkend voorwerp
      • De bijwoordelijke bepaling
      • Het voorzetselvoorwerp
      • De bijvoeglijke bepaling
      • De bijstelling
      • Gemengde oefeningen
    • Taalkundig ontleden >
      • Het werkwoord
      • Het lidwoord
      • Het zelfstandig naamwoord
      • Het bijvoeglijk naamwoord
      • De voornaamwoorden
      • Het voegwoord
      • Het voorzetsel
      • Het telwoord
      • Het bijwoord
      • Het voornaamwoordelijk bijwoord
      • Gemengde oefeningen
    • Andere grammaticale onderwerpen >
      • Werkwoordstijden
      • Bedrijvende en lijdende vorm
      • Enkelvoudige en samengestelde zinnen
      • Hoofd- en bijzinnen
      • Een samengestelde zin onleden
      • Meervoudige samengestelde zinnen
      • De beknopte bijzin
      • De samentrekking
  • Spelling
    • Werkwoordspelling
    • Tussenletter(s) in samenstellingen
    • Het koppelteken
    • Het weglatingsstreepje
    • Hoofdlettergebruik
    • Leestekenregels
    • Meervoudsvorming
    • Verkleinwoorden
    • Afbreekregels
    • Trema
    • Apostrof
    • Accenten
    • Getallen
    • Sommige of sommigen?
    • Bijvoeglijk naamwoord
  • Woordenschat
    • Woordenboek gebruiken
    • Moeilijke woorden afleiden
  • Leesvaardigheid
    • Leesdoelen en leesstrategieën
    • Tekstsoorten
    • Onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte
    • Inleiding, middenstuk en slot
    • Zins- en alineaverbanden
    • Een tekst begrijpen
    • Een tekst beoordelen
    • Vragen bij een tekst beantwoorden
  • Formuleren
    • Dubbelop
    • Fouten met verwijswoorden
    • Incongruentie
    • Dat/als-constructie
    • Foutieve samentrekking
    • Foutieve beknopte bijzin
    • Tweelingfouten
  • Informatievaardigheden
    • Informatie opzoeken in de bibliotheek of mediatheek
    • Informatie zoeken op het internet
    • Informatie van het internet kopiëren
    • Informatie overnemen uit een bron
    • Informatie beoordelen op betrouwbaarheid
  • Studievaardigheden
    • Aantekeningen maken
    • Samenvatten
    • Verslag schrijven
    • Werkstuk maken
  • Schrijfvaardigheid
    • Regels voor schrijven op niveau
  • Spreekvaardigheid
    • Betoog houden
    • Debat voeren
    • Discussie voeren
    • Interview houden
  • Argumenteren
    • Soorten argumenten
    • Argumentatiestructuren
    • Argumentaties beoordelen
    • Drogredenen
  • Een betoog schrijven

vertelperspectief


Een verhaal kan op verschillende manieren geschreven zijn:
  • In de ik-vorm
    • Als een verhaal in de ik-vorm is geschreven, weet je alleen van de ik-persoon wat hij ziet, denkt en voelt. Van de andere personen weet je dat niet. Je kruipt dus als het ware in de huid van de ik-persoon en je weet ook net zo veel als de ik-persoon. Er is dan sprake van een ik-perspectief.
 
  • In de hij/zij-vorm
    • Wanneer de hoofdpersoon geen ik-figuur is, maar aangeduid wordt met hij of zij, dan zijn er twee mogelijkheden:
      • Een personaal perspectief: je weet alleen van de hoofdpersoon wat hij ziet, denkt en voelt; van de bijfiguren weet je dat niet.
      • Een auctoriaal perspectief (alwetende verteller): je weet van meerdere personages wat zij zien, denken en voelen omdat de verteller (met wie jij meeleest) inzicht heeft in alle personages.
        • In deze verhalen lijkt een mengvorm op te treden van de ik-verteller en de hij/zij-verteller. Het verhaal komt over alsof de ‘ik’ een verhaal vertelt over een hij/zij-figuur. De ‘ik’ neemt zelf niet deel aan het eigenlijke verhaal, maar kent wel het volledige verhaal, inclusief de gevoelens en gedachten van alle personages.  
        • Soms onderbreekt de ‘ik’ de hij/zij-figuur om zich rechtstreeks tot de lezer te richten. Zo kan hij commentaar leveren op de gebeurtenissen of de lezer daarover opheldering geven. Bijvoorbeeld: “Dat had Pietje beter niet kunnen doen, daar krijgt hij later spijt van.”
Powered by Create your own unique website with customizable templates.